Myositis specifieke antilichamen LG-410
Aanvraagformulier: Aanvraagformulier voor allergietesten
Staaltype:
Serum
Info:
1e platform. rechtstreeks aanvraagbaar met 963
Volume:
250 µl
Uitvoering:
2-wekelijks
Afnamecondities:
Het staal kan 2 weken bewaard worden bij 2-8°C, bij langere bewaring invriezen (-20°C)
Verzending:
Verzenden bij 2-8°C. Als reeds ingevroren, verzending bij -20°C (vermijden dooi-vries cycli).
Techinfo:
Standaard gebeurt de Euro-immuun test in eerste lijn. Indien gewenst kan op vraag (na contactname via tel. 09.332.31.67) bijkomend een D-tek analyse gebeuren. Ter info dit alternatief platform bevat volgende antigenen: Jo-1, PL-7, PL-12, EJ, SRP, Mi-2, MDA-5, TIF1-γ, SAE1, SAE2 en NXP-2.
Opmerkingen:
Gebruik ingave code `963`. Deze analyse omvat de bepaling van volgende antistoffen: anti-Mi2a en Mib, anti-MDA5, anti-NXP2, anti-TIF1, anti-SAE1, anti-SRP en anti-RNA synthetases. De analyse anti-RNA synthetases omvat de bepaling van volgende antistoffen: anti-Jo1, anti-PL7, anti-PL12, anti-EJ en anti-OJ. Als myositis-geassocieerde antistoffen wordt bijkomend steeds SSA (Ro52) en PM-Scl (75 en 100) bepaald. HMGCR is niet standaard vervat in de analyse. HMGCR dient gericht te worden aangevraagd en wordt pas uitgevoerd bij negativiteit van de andere myositis specifieke antilichamen. Aanrekening buiten RIZIV nomenclatuur indien ANF negatief en/of reeds basis anti-ENA bepaald
Aanrekening:
556032 (556032 - 556043 B 350 Identificatie van tegen een specifiek nucleair of cytoplasmatisch antigeen gerichte antilichamen, per antigeen (maximum vijf) (Maximum 5) (Diagnoseregel 28) Klasse 15)
Diagnoseregel 28: | de identificatie van antilichamen gericht tegen een specifiek nucleair of cytoplasmatisch antigen mag slechts aangerekend worden indien de immunofluorescentiereactie positief is voor een nucleair antigen voor een titer van tenminste 1/40 of voor een cytoplasmatisch antigen, ongeacht de titer |
Aanrekening:
556054 (556054 - 556065 B 700 Identificeren van tegen een specifiek nucleair of cytoplasmatisch antigeen gerichte antilichamen door met een immunoblot of immunodot techniek, ongeacht het aantal geĀdentificeerde antigenen (Maximum 1) (Diagnoseregel 29) Klasse 20)
Diagnoseregel 29: | de identificatie van antilichamen gericht tegen een specifiek nucleair of cytoplasmatisch antigen door immunoblotting mag slechts aangerekend worden indien de immunofluorescentiereactie positief is voor een nucleair antigen voor een titer van tenminste 1/40 of voor een cytoplasmatisch antigen, ongeacht de titer |
Externe kwaliteits evaluatie:
UK NEQAS (United Kingdom National External Quality Assessment Service)
Accreditatie:
Nee